BDSM Radio Holland
BDSM RTV NIEUWS!!!!

13 augustus 2008

Drama om een dienstmeid (De meisjes van Puccini)

Bron: www.trouw.nl

Giacomo Puccini leidde een onstuimig leven. De 150 jaar geleden geboren operacomponist, troonopvolger van Giuseppe Verdi, had vele meisjes en affaires. Dit tot groot ongenoegen van zijn vrouw Elvira. Door haar optreden ontstonden pro- en anti-Puccini-kampen.


’Vreemd dat ik, terwijl Elvira en ik uitzinnig verliefd op elkaar waren en zij aan mij hing met blinde trouw, nog met vrouwen in bed tuimelde die mij niet interesseerden en waarbij zelfs het plaisir d’amour er nauwelijks op aan kwam. Er is een zwakte in mij, ik weet het, een karakterfalen dat ik niet thuis kan brengen.”

Het zijn de mijmeringen van Giacomo Puccini, hem toegedicht door schrijver Theun de Vries (1907-2005) in ’De première’; een roman uit 1990 over de wederwaardigheden rondom de wereldpremière van Puccini’s opera ’La fanciulla del West’ in New York in december 1910.
Een internationale megagebeurtenis zonder weerga. Puccini, de succesvolle Italiaanse operacomponist, wereldwijd erkend als de troonopvolger van Giuseppe Verdi, presenteerde na bijna zeven jaar van stilte een nieuwe opera. Niet in de Scala van Milaan, maar in de Metropolitan Opera in New York, waar Enrico Caruso, Pasquale Amato en Emmy Destinn tot de absolute vocale sterren behoorden en waar niemand minder dan Arturo Toscanini het orkest dirigeerde.
In een gedegen muziekhistorisch kader - de schrijver was een nauwgezet bronnenonderzoeker - plaatst De Vries zijn romanfiguur Puccini ’als gestalte van fictie en verbeelding’, zoals hij het zelf zo mooi verwoordt. Wat De Vries een ’karakterfalen’ noemt, groeit in zijn boek uit tot haast groteske proporties als hij Puccini, samen met zijn uitgever Tito Ricordi, een New Yorks hoerenhuis laat bezoeken, waar de componist voor het eerst van zijn leven seks heeft met een negerin. Puccini noemt deze zwarte prostituee Hephziba liefdevol schiava mia (mijn slavin), en antwoordt op haar vraag of hij haar pijn zal doen: ’Niet meer dan nodig is’.
Onwillekeurig schieten bij het lezen van deze passage de woorden van baron Scarpia in ’Tosca’ door het hoofd als deze brute wellusteling het heeft over la conquista violenta (de gewelddadige verovering), die meer smaak geeft dan welke andere ook.

Scarpia houdt niet van smachten, noch van uitgewisselde beloftes bij bleek maanlicht in de ochtenddauw. Hij speelt geen gitaar, leest de toekomst niet in bloemblaadjes en tortelt niet als een duif. Hij begeert, verlustigt zich aan de verovering, gooit weg en gaat op zoek naar nieuwe prooi. God schiep toch niet voor niets zoveel verschillende schoonheden?

Historische verdichting, dichterlijke vrijheid. Maar Theun de Vries verzon nooit zo maar wat. Dat hoerenbezoek van Puccini in New York past bij de man van de wereld, zoals we hem uit de officiële biografieën en studies kennen. Een man die van jagen hield, sportauto’s had en met een speedboot over het Lago di Massaciuccoli nabij Viareggio spoot. Een man die een buitengewoon complexe relatie had met zijn minnares-later-vrouw Elvira Bonturi en die gedurende die hele met ernstige crises doorspekte verbintenis ook nog eens talloze avontuurtjes en affaires met andere vrouwen en meisjes onderhield. ’Ik ben de grote jager op wild, op operalibretti en op aantrekkelijke vrouwen’, zei de componist over zichzelf. Hij meende het, er zat geen jota ironie in deze zelfkennis. Zijn veroveringen noemde hij zijn ’kleine tuintjes’ - ook daar geen ironie.

De meisjes van Puccini. Als men het over de vrouwelijke personages in zijn opera’s heeft, spreekt men vaak over de kleine, zielige meisjes van Puccini. Manon, Mimì, Cio Cio San (Madama Butterfly), Angelica, Lauretta, en Liù. Meisjes die hopeloos verliefd zijn op een man, het slachtoffer worden van zichzelf of van de situatie en die bijna allemaal ongelukkig aan hun einde komen. Daarbij worden zij uitgeleide gedaan door Puccini’s bedwelmende, haast verstikkend mooie muziek.

Floria Tosca, Minnie, Giorgetta, Magda en Turandot - de andere Puccini-meiden - behoren tot een andere, minder zielige categorie, al vertonen ook deze wat hardere dames allemaal tekenen van hopeloze verliefdheid, vrouwelijke zwakte en opoffering. Ook hier is de onweerstaanbare man de katalysator van het drama in deze vrouwenlevens.

Tegenover de onechte opera-meisjes van Puccini staan de meisjes in Puccini’s echte leven: Elvira, Corinna, Blanke, Josi, Rose, Sybil, Lina, Giulia, Doria, Emmy. Ook allemaal hopeloos verliefd - op de componist, buigend voor zijn nukken en zijn onvolkomenheden accepterend.

Elvira Bonturi, die van 1904 tot zijn dood in 1924 twintig jaar officieel met Puccini getrouwd was, had van hen allen de grootste moeite om het gedrag van haar minnaar en echtgenoot voor lief te nemen. Net als Floria Tosca in Puccini’s vijfde opera was zij onvoorstelbaar jaloers.

Dat zij daar alle reden toe had, blijkt uit de levenswandel van Puccini, zoals die met gevoel voor theater door legio biografen uit de doeken werd en wordt gedaan. In een van zijn brieven beschrijft Puccini zijn vrouw als Otelleggia sempre, wat zoveel betekent als dat ze voortdurend voor Othello - het archetype als het om jaloezie gaat - speelt. In dezelfde brief schept Puccini behagen in de Amerikaanse vrouwen: ’Met hoeveel zijn ze wel niet, en hoeveel willen mij ontmoeten, mij zien? Zelfs een oude man zou hier een vrouw kunnen vinden, als hij dat zou willen. En wat voor figuren de vrouwen hier hebben, grote achterwerken, en wat voor haar! Het is voldoende om de scheve toren van Pisa weer rechtop te doen staan.’ Maar bijna geen enkel avontuurtje dat Puccini had, ontsnapte aan de scherpe blikken van Elvira. Hij noemde haar ’een gedachtenlezer, een medium, een heks’.

Dat Elvira’s jaloezie haar letterlijk verblindde, wordt duidelijk in het drama en schandaal dat zich in 1908 afspeelde. In het Puccini-huishouden liep een jonge dienstmeid rond: Doria Manfredi. Elvira was er van overtuigd dat haar man met zijn handen niet van Doria kon afblijven. Puccini en Doria ontkenden in alle toonaarden, maar Elvira ontketende een furore en maakte het meisje zwart wanneer ze maar kon. Ze achtervolgde haar zelfs op straat, ook toen ze al ontslagen was, en krijste dat ze een slet en een hoer was. Ze dreef Doria tot wanhoop.

Door Elvira’s offensief ontstonden pro-Puccini- en anti-Puccini-kampen. Eerst in Torre del Lago, toen in Viareggio en Lucca, later in heel Italië en uiteindelijk dook zelfs de wereldpers er boven op. Puccini was immers een wereldberoemd componist, de New York Times riep hem in die jaren uit tot grootste Europeaan.

De rapen waren helemaal gaar toen Doria de onheuse aanvallen niet meer uithield en begin 1909 zelfmoord pleegde. Ze nam gif, crepeerde letterlijk drie dagen lang en stierf. Geruchten over een mislukte abortus deden al snel de ronde en er werd autopsie uitgevoerd. Daaruit bleek dat Doria maagd was, virga intacta. De familie van het meisje spande een rechtzaak tegen Elvira aan wegens smaad en laster. Elvira moest de gevangenis in, ware het niet dat Puccini een regeling trof met de Manfredi’s. Het kostte hem 12.000 lire, een astronomisch bedrag.
En wat blijkt uit vorig jaar teruggevonden documenten? Puccini had wel degelijk een relatie met een Manfredi-meisje, alleen was het niet Doria, maar haar nichtje Giulia. Zij werkte in een herberg in Torre del Lago die gefrequenteerd werd door jagers en plaatselijke boeren.

De overeenkomsten met het wilde-westen-meisje Minnie - titelpersonage uit ’La fanciulla del West’ - liggen voor het oprapen. De onfortuinlijke Doria fungeerde slechts als postillon d’amour tussen Puccini en Giulia, die zwanger raakte van de componist. Giulia pleegde geen abortus, maar baarde Puccini een buitenechtelijke zoon, die ze - net als Puccini’s wettige zoon - Antonio noemde.

De documenten waaruit dit alles blijkt, werden gevonden door cineast Paolo Benvenuti, die voor een film over het Doria-drama bij haar nichtje Giulia uitkwam en bij haar kleindochter Nadia. Tijdens de gesprekken met Benvenuti herinnerde Nadia zich een oude koffer op zolder, die een koffer vol geheimen bleek. Er zaten documenten in die de affaire tussen Puccini en Giulia onomstotelijk bevestigden. Er zat een korte film in van Puccini varend in zijn bootje op het Lago Massaciuccoli en zittend achter de piano, een tot nu toe onbekende compositie van hem zelf spelend. De foto’s uit de verschillende familiealbums van de Manfredi’s laten over de fysieke overeenkomsten met Puccini geen enkele twijfel bestaan.

Puccini’s dagelijkse leven was dus nog sappiger dan de verhalen die hij in zijn opera’s op muziek zette. Benvenuti heeft het hele verhaal inmiddels verfilmd en ’La fanciulla del lago’ (Het meisje van het meer) gaat op het komende filmfestival van Venetië in première.

Het verhaal, het schandaal gaat verder. Simonetta Puccini, kleindochter van de componist, moest ooit haar wettige afkomst via de rechtbank afdwingen. Zij woont inmiddels in Villa Puccini in Torre del Lago en bekommert zich wereldwijd om de nalatenschap van haar grootvader. Ze was hier een paar jaar geleden in het Muziektheater te gast toen Puccini’s ’Turandot’ met het nieuwe slot van Luciano Berio in wereldpremière ging.

Deze Simonetta nu heeft haar advocaten aan het werk gezet om haar vermeende verre familielid Nadia Manfredi tegen te houden. Nadia heeft de rechter gevraagd om een DNA-onderzoek, zodat eens en voor altijd komt vast te staan dat zij en haar kinderen en kleinkinderen nazaten van de grote componist zijn. Niet vanwege het eventuele geld, liet Nadia weten, maar puur om gerechtigheid. Het ’opera’-drama dat in 1908 begon, is dus een eeuw later nog lang niet bij het slotakkoord.

Puccini liet ooit aan een vriend een Franse lithografie zien, waarop een naakt meisje tegen een getralied venster geleund stond. „Kijk”, zei hij, „dit is het soort libretto dat ik voor mijn volgende opera wil hebben”. Maar hij slaagde er gedurende zijn hele productieve leven niet in om een meisje te vinden of te creëren dat sensualiteit én zwakte in een persoon verenigde. Alle kleine meisjes in zijn opera’s hebben iets van het ene of van het andere.

Puccini’s obsessie met snelle liefde, gevolgd door een nog snellere dood, geven zijn meeste opera’s een schijnbaar oppervlakkige emotionele lading; niets vergeleken met de opera’s van Verdi en Wagner.

Uit zijn verworpen, soms al ver uitgewerkte plannen worden we wat dat betreft wijzer. Zo speelde Puccini met het idee om een opera over de Franse koningin Marie-Antoinette te schrijven. Ook een opera rondom Margherita da Cortona - een middeleeuwse mystica met een buitenechtelijk kind die een leven lang boete deed - werd serieus overwogen. De mens die verlossing krijgt; het was een thema dat Puccini aansprak, maar hij deed er bij nader inzien weinig mee. Alleen Minnie (’La fanciulla del West’) wordt ’verlost’ en mag van de goudzoekers vertrekken met haar geliefde, de bijna gelynchte bandiet-met-menselijke-trekjes.

Puccini beneed zijn grote voorgangers Verdi en Wagner, vooral om hun keuzes van de in hun opera’s optredende heldinnen. Maar hij wist waar zijn talenten lagen en hoe hij die het best kon gebruiken. „De zwarte, sombere partituren zijn het meest eenvoudig om te fingeren”, vond Puccini en liet de wereld elf opera’s na waarin het faken van emotie bijna een onmogelijkheid is. Drie van zijn werken - ’La bohème’, ’Tosca’ en ’Madama Butterfly’ - behoren nog steeds tot het uiterst populaire standaardrepertoire van alle operahuizen ter wereld.

Zijn laatste, onvoltooide opera ’Turandot’ is aan een inhaalrace bezig en behoort inmiddels bij de ’grote drie’. Tekenend dat Puccini in deze opera over een ijskoude Chinese prinses, die uiteindelijk wordt ontdooid (lees: verlost), er niet uitkwam. De slavin Liù in deze opera - een echt ’klein’ Puccini-meisje - is grotendeels de creatie van de componist zelf en niet van zijn librettisten. Ook het idee dat Liù zichzelf moet opofferen, zelfmoord moet plegen, was een idee van Puccini. Het geeft nogmaals aan dat het echte leven hem nooit losliet als hij componeerde. Liù staat natuurlijk voor de arme Doria. IJskoningin Elvira Puccini moet dat als geen ander hebben begrepen.

Van kerkorganist tot componist
Giacomo Puccini werd geboren op 22 december 1858 in de Italiaanse stad Lucca. Zijn familie zat al generaties lang in de muziek. De jonge Giacomo begon als kerkorganist, maar besloot na het zien van de Aïda van Verdi operacomponist te worden.

Puccini schreef elf opera’s, maar stond vooral ook bekend als een levensgenieter. Hij overleed in Brussel in 1924.